Jeugd van Marie Anderson in Den Haag 

 

Marie schrijft in een soort aforismenverzameling, die ze op latere leeftijd heeft aangelegd, ook over haar jeugd in Den Haag rond het midden van de 19e eeuw. Zo vertelt ze, dat haar mama met een mantille om en een reticule in de hand, gearmd met papa op zondagmiddag naar de muziek in het Haagse Bos ging. Hij had een hoge cylinderhoed op, een kunstig gestrikte das om en een ‘rotting’, een dunne wandelstok in zijn hand. In zijn broekzak zat een zilveren ‘knipje’ met geld.

 

 

MUZIEK IN HET BOS

Concerten in het Haagsche Bosch

Haar ouders zullen waarschijnlijk genoten hebben van de concerten. Die hingen samen met het Haagse sociëteitsleven van de Nieuwe of Littéraire Sociëteit ‘De Witte’, die sinds 1802 op het Plein gevestigd was. Vanaf 1819 hadden de leden ervan een buitensociëteit in het Haagse Bos. Eerst was dat alleen een linnen tent, maar al in 1823 konden zij terecht in en rond een houten gebouwtje. Met een bootje voeren in de zomer de muzikanten van de militaire kapel ‘Grenadiers en Jagers’ over de kleine vijver in het Bos naar een erin gelegen eilandje. Daar stond de muziekkoepel waar ze op woensdagavond en zondagmiddag duizenden stadsgenoten vermaakten, want de muziek was in principe voor iedereen. Maar er was één groot verschil: sinds 1820 had het bestuur van De Witte toestemming gekregen een koord te spannen om de Tent, zoals het gebouwtje nog steeds werd genoemd, ‘ter weering van het Publiek’. In 1847 werd het touw zelfs vervangen door een laag ijzeren hek. De leden en hun gezinnen zaten op stoeltjes rond de Tent en genoten van hun drankjes, terwijl de rest aan de overkant van de vijver moest blijven staan of ging rondwandelen en afgunstig toekeek. De ballotage van De Witte was enorm. Het ledenbestand werd voornamelijk gevormd door hoge staatsfunctionarissen, magistraten, hogere ambtenaren, officieren, beoefenaars van academische vrije beroepen zoals bijvoorbeeld advocaten of artsen, en renteniers. In 1850 waren er al achthonderd leden. Zij vormden een bijzondere sociale groep tussen adel en burgerij. Maar er was een aantal gegoede burgers, vaak veel vermogender dan sommige leden, die op grond van hun inkomen soms in de gemeenteraad waren gekozen, en die door hun beroep toch waren uitgesloten. Het ging om rijke zakenlieden en voorname handelaars en fabrikanten.  Dat leidde natuurlijk tot veel ongenoegen. Voor alle aanwezigen in het Bos was het duidelijk tot welke stand iemand gerekend moest worden. De adel wilde vaak geen lid zijn van een burgersociëteit als De Witte, en reed in koetsen om het publiek heen. De leden zaten op stoeltjes en waren als zodanig duidelijk herkenbaar en de rest wist er niet bij te horen. Maar de muziek bleef voor iedereen.

 

 

STRAATBEELD

Straatbeeld

Het straatbeeld was een komen en gaan van bijzondere types. In die tijd was de dood nog overal aanwezig. Er liepen ‘huilebalken’ of doodbidders met lijsten in hun hand om bekenden en buren ‘de dood aan te zeggen’. Zij waren gekleed in korte broeken en droegen zwarte kousen en schoenen met gespen. Ze hadden een grote dwarse steek op, met een zwarte voile, een ‘floers’, die hun gezicht kon bedekken. Soms droegen ze zelfs zwarte maskers voor hun gezicht. Kinderen waren bang voor hen, volgens Marie, en ook voor de Scheveningse visvrouwen in klederdracht, die met een grote mand vis op hun hoofd liepen en die over de gordijntjes heen door de ramen keken om te laten zien wat ze te koop hadden. Ook de ‘oliekopen’ of kwakzalvers droegen zwarte kousen en schoenen met een gesp, maar verder hadden ze korte mantels en lage, zwarte hoeden. Ze gingen met hun ‘likkepotten’, stroperige geneesmiddelen, van huis tot huis. Verder waren er de ‘pottetrienen’, jonge vrouwen die een grote mand met aardewerk op hun hoofd of rug droegen en die korte rokjes aanhadden, dwz dat hun enkels bloot waren. ’s Avonds kwamen de ‘klapperlui’ om met hun kleppers en hun roep de tijd aan te kondigen: ‘ellef hèt de klok, ellef’. Soms kwam er een man met een rollende poppenkast in de straat, waarin hij Jan Klaasen en Catrijn elkaar liet afranselen, of een draaiorgel met dansende poppetjes en apen. Genoeg te zien dus.

 

MUZIEK IN HET BOS

De Tent 

 

STRAATBEELD

Een Scheveningse visvrouw  

Draaiorgel met aapje

De kwakzalver

De klepperman

De doodbidder

                          Een Pottetrien

De poppenkast