Het Den Haag van Mimi 

Het Rijswijkseplein. Op de erop uitkomende Rijswijkseweg wandelde  Multatuli in 1862 met Marie Anderson toen Mimi hem voor het eerst ontmoette.

 

SCHEPELTJES

Schepeltjes

De familie Hamminck Schepel ging in 1843 met hun twee dochters,  Mimi van drie en Betsy van anderhalf wonen in wijk 20,  achter de Kloosterkerk. Al snel werd het jonge gezin verrast met een stamhouder, Albert, en ruim een jaar later met nog een zusje, Anette. Na een verhuizing naar de Frederikstraat zouden er nog een broertje en twee zusjes volgen, Johan, Christine en Fredi. Als Mimi ongeveer 14 is wordt er een foto gemaakt.

           

DEN HAAG ROND 1850

Den Haag rond 1850: zand en veen

 

Vroeg in de negentiende eeuw was de typisch Haagse sociale tweedeling tussen wonen op het zand en wonen op het veen duidelijk zichtbaar. Op de hoger gelegen delen van het noorden en noordoosten, rond Voorhout en Vijverberg woonden over het algemeen de rijken en de armen leefden dicht op elkaar in hofjes, die op de veel nattere en oncomfortabeler veengronden tussen de straten in waren gebouwd in de buurt van het Spui. Het onderscheid tussen zand en veen was overigens niet altijd een verdeling in arm er rijk. Ook in het dichtbevolkte zuiden woonden rijkere burgers, in straten als de Boekhorststraat, waar de Hamminck Schepels later zouden wonen, en de toen gedistingeerde Raamstraat. De Zuidwal en de Noordwal waren eveneens respectabele woonstraten. Ook in de deftige panden van de Prinsengracht huisden de vermogenden, al was dat niet altijd een genoegen door de grachten, die als open riool fungeerden. In 1858-1860 werd besloten een aantal grachten te dempen, tot ‘opluistering’ van de stad. Dat was niet het enige motief. In de jaren vijftig en zestig van de 19e eeuw maakten ziekten als cholera en tyfus honderden slachtoffers, en men dacht dat die ziekten veroorzaakt werden door de kwalijke dampen uit de grachten. Het waren echter niet de grachten die er de oorzaak van vormden, maar de armelijke woonomstandigheden zonder zuiver drinkwater en zonder goede afvoer van de inhoud van de tonnetjes. Den Haag gold toen als een smerige stad, waar mensen door modder en drek moesten waden.

 

DE KLOOSTERKERKSTRAAT

De Kloosterkerkstraat, waar Mimi woonde,  lag aan de goede kant van Den Haag op het zand, maar het gebied was toen nog erg landelijk. Opzij van de Kloosterkerk stonden lage, eenvoudige huizen met trapgeveltjes waar kippen op de weg liepen. (zie foto)

 

DE STATIONSBUURT

Toen in 1843 de trein naar Den Haag kwam en het station Hollands Spoor was geopend, gingen daar in de buurt ook de wat rijkeren wonen, maar dat was geen groot succes. Het opgepompte drinkwater was daar veel slechter en ongezonder dan het duinwater van de zandgronden. Al snel trokken de rijken weg naar het zand en werd het gebied rond het station het woongebied voor de middenklassen, terwijl ook daar de armen woonden in de armoedige hofjes die op binnenplaatsen en in tussensteegjes waren gebouwd. Eromheen lagen lommerrijke lanen, zoals de Rijswijkse weg, waar Mimi met haar zusjes wandelde toen ze Multatuli voor het eerst zag.

De wijk tot aan de Zuidwal en de Zuidwest-Binnensingel (Buitenom) vormde de rand van de stad. Daarachter waren de poldersloten in de weilanden, en pas in 1870 zou daar verandering in komen.

 

DEN HAAG NA 1900

De nieuwe stad

Na de dood van Multatuli in 1887, was Mimi vanuit Duitsland weer naar Nederland verhuisd, eerst naar Amsterdam. In 1902 was ze terug naar Den Haag gegaan om in Scheveningen aan de Duinweg op nummer 7 een pension voor badgasten te beginnen.

De stad waar Mimi aankwam was een heel andere stad geworden dan die waar ze als kind had gewoond. Den Haag was lang beperkt van omvang gebleven, liggend binnen de 17de -eeuwse singelgrachten. Tot het midden van de 19de eeuw kon een wandelaar in een uur de hele stad rondlopen. Het chique Willemspark, waar Multatuli’s broer Jan korte tijd een huis had aan de Sophialaan en waar Douwes Dekker logeerde om zijn legioen te kunnen ontmoeten, was de enige uitbreiding die voor 1860 was gerealiseerd. Daarna was de Stationsbuurt rond station Hollands Spoor gebouwd, waar Jacques en Truida Hotz hadden gewoond. Maar toen Mimi en de Douwes Dekkers in 1868 op de Zuidwest- Binnensingel woonden (nu het Buitenom), lagen nog uitgebreide landerijen op de plaats waar na 1870 een nieuwe wijk ontstond.

 

MODERNE VERANDERINGEN

Door de industriële revolutie met zijn toestromende arbeiders kwam er een grote vraag naar goedkope huurhuizen en woningcorporaties waren daarop ingesprongen. Het gevolg was een eentonige nieuwbouwwijk, dicht op elkaar gebouwd in rechte nauwe straten die de loop van de vroegere poldersloten volgden, de Schilderswijk. Den Haag groeide in inwonertal van zo’n 100.000 in 1875 naar meer dan 200.000 in 1900. Als Mimi was gaan kijken bij hun oude huis op de rand van de nieuwe wijk zou ze haar ogen niet hebben geloofd. Haar neus overigens ook niet. De Haagse grachten hadden nog als open riool gediend toen zij er woonden, maar door de aanleg van een afvoerkanaal in 1889 werd het grachtwater nu via een stoomgemaal bij Scheveningen in zee gespuid. Ook het drinkwater, dat zij nog voor veel geld hadden moeten kopen, kwam na 1874 in nieuwe huizen gewoon uit de kraan. De meeste grachten waren nu gedempt en net als in Amsterdam was ook in Den Haag de binnenstad veranderd van een woonwijk in een winkel - en recreatiegebied. Stoom- en elektrische trams verzorgden het vervoer tussen de binnenstad en de buitenwijken. 

Villawijken

Tussen 1870 en 1880 waren dure villawijken gebouwd in het duingebied van Den Haag en Scheveningen, waar Multatuli en zijn vriendinnen vroeger wandelden. De Rotterdamse koopman en advocaat Thomas van Stolk had daar het eerste villapark van Nederland laten bouwen, met veel groen en ontworpen door de gebroeders Zocher, beroemde landschapsarchitecten. Rotterdamse zakenlieden kochten hier grote zomerhuizen, waar ze al snel het hele jaar door gingen wonen. Ook in het Belgisch Park vlak achter de Scheveningse duinen verrezen kapitale villa’s. De Belgische maatschappij die een stoomtram naar het Van Stolkpark exploiteerde, had die villa’s laten bouwen in de hoop dat daardoor meer gebruik van zijn tram gemaakt zou worden. Dit zou onmogelijk geweest zijn als er niet al eerder doorgaande wegen naar de kust waren aangelegd, gevolgd door een tramspoor in 1864. Dat maakte van het eenvoudige vissersdorp Scheveningen tegelijkertijd ook een centrum van mondain vertier. De eerste stoomtram van Nederland was in 1879 langs Het Kanaal gaan rijden en daardoor kregen Duitse badgasten die via het nieuwe station van het Rijnspoor, nu het Centraal Station, de stad binnen kwamen een goede aansluiting naar zee. Vlak bij de tramhalte was aan de rand van het Van Stolkplein in 1900 een rij aaneengesloten herenhuizen gebouwd, de Duinweg. Het waren grote huizen, met een tuin en vijf of zes slaapkamers, uitstekend geschikt voor een pension. (zie krantenknipsel)

 

MIMI"S PENSION

Het was een goede keuze. Toen Mimi er kwam wonen was het huis nog maar twee jaar oud en vol van moderne gemakken. Het had echter nog geen elektriciteit en de kamers zullen verlicht zijn geweest door gaslampen. Gemeentelijke elektriciteitsvoorzienig kwam pas na 1904.  Maar de iets minder kapitaalkrachtige baders voor wie het Kurhaus te duur was, maakten ongetwijfeld graag gebruik van Mevrouw Douwes Dekkers nabijgelegen onderkomen. Ze konden het gemakkelijk bereiken: met de elektrische tram naar het Belgisch Park of met de paardentram over de Scheveningse weg tot de halte Kanaalweg. En de zee was vlakbij.

 

 

BADEN IN SCHEVENINGEN

Baden in Scheveningen

 

In 1818 was het eerste badhuis in Scheveningen verrezen. Het houten paviljoen was al snel vervangen door een stenen versie. Dit Stedelijk Badhuis of ‘Grand Hôtel des Bains’ was in 1860 uitgebreid met nieuwe vleugels in de vorm van halfronde paviljoens. In 1885 was op de plaats van dit oude badhuis het eerste echte Kurhaus gebouwd. Dat werd een jaar later door brand verwoest en in 1887 herbouwd. Het nieuwe Kurhaus had 250 kamers en behalve een casino ook een prachtige ‘Kursaal’, waar iedere avond concerten werden gegeven. Baden was een serieuze aangelegenheid. De badmode had zich ontwikkeld van een wijd kostuum met lange mouwen en lange broekspijpen rond 1860 tot een wat meer aansluitend badpak met korte mouwtjes en broekspijpen in het begin van de twintigste eeuw. De badkleding van Nederland werd in die tijd door buitenlandse gasten als heel gedurfd beschouwd. Gedurfd, maar toch werden badende dames met een koetsje een eindje de zee in gereden tegen al te enthousiaste blikken. En dan nog konden ze er niet zomaar uit stappen om van die zee te genieten. Een etiquetteboekje uit 1905: ‘Natuurlijk wandelt ge nimmer in badcostuum uit uw koetsje in zee en uit zee in uw koetsje, maar slaat een mantel om’. Geen gegluur, en het gebruik van verrekijkers was dan ook op het strand verboden.

           

 

LAATSTE JAREN IN DEN HAAG

Laatste jaren

 

Het houden van een pension op haar leeftijd wordt Mimi toch teveel, en na een winter vol gasten uit Indië wil zij wel weg uit Scheveningen. Ze denkt erover ergens anders  een huis te gaan huren. In mei 1905 wonen zij en haar vaste huisgenote Toos Evers op Adriaan Pauwstraat 44, later 74 in Den Haag, een straat in het Statenkwartier die dan net pas is opgeleverd. Toos, veertig jaar jonger dan Mimi, zal haar vaste begeleidster, vriendin-dochter en huisgenote blijven.

Via nog wat andere adressen  verhuizen Mimi en Toos  in 1916 definitief naar Archimedesstraat 11, kleiner, in een eenvoudiger buurt, maar een benedenhuis met een tuintje. Hier kweekt Mimi rozen en 's avonds schaken ze vaak met Multatuli's bord en stukken. Ondanks alle lichamelijke ongemakken leven ze prettig samen. Ze wandelen in de buurt en praten veel over Multatuli en zijn gedachtengoed, waarvan ook Toos erg is gaan houden. 

Op 21 juli 1930 breekt Mimi haar heup: een oude kast was door slijtage in elkaar gevallen en de deur had haar geraakt. De breuk kan niet gezet worden, blijkt in het Haagse diaconessenhuis Bronovo. Op 25 september 1930 sterft Mimi Douwes Dekker- Hamminck Schepel aan een longontstekening, opgelopen in de koude gang van het ziekenhuis.

De Schepeltjes in 1853

 

 

De Kloosterkerkstraat, waar de familie Hamminck Schepel in 1843 ging wonen (Nu het begin van de Parkstraat).

Den Haag en Scheveningen na 1900

 

 

Huize Maria was Mimi's pension

van 1902 tot 1905

Badmode en het Kurhaus met het wandelpad    

                                

Laatste jaren in Den Haag

De Haagse Archimedesstraat, waar Mimi tot haar dood in 1930 op nummer 11 zou wonen. 

 

 

 

Mimi en Toos schaken.

Bronovo aan de Laan van Meerdervoort, waar Mimi op 25 september 1930 sterft. Foto van 1896.